Tour 2019: 20 mooie wielertermen om te kunnen volgen
4 juli 2019
Zaterdag schiet in Brussel de Ronde van Frankrijk uit de startblokken. Van choco rijden tot linkeballen: het wielertaaltje heeft zo zijn eigen sappige jargon. Volg je even mee?
- Aan de boom schudden: hard doorrijden om tegenstanders in de kopgroep te lossen.
- Aan het elastiek hangen: achter in een groep fietsen en op het punt staan gelost te worden.
- Chasse patate: een nutteloze achtervolging waarbij één of meerdere renners tussen het peloton en de kopgroep blijven hangen.
- Choco rijden: zich helemaal leeg rijden.
- Doorkachelen: stevig doorrijden.
- Een ander het snot voor de ogen rijden: hem afpeigeren en zo goed als eraf fietsen.
- Een jasje uitdoen: een inspanning leveren, een stuk uit de reserves putten.
- Een kwak geven: tijdens de sprint bewust iemand opzijzetten door een bruusk manoeuvre.
- Een koffiemolen trappen: rijden met een heel kleine versnelling.
- En danseuse: rechtstaand op de pedalen al ‘dansend’ een col omhoog rijden.
- Fringale: hongerklop, een klap krijgen door te weinig eten.
- Gekookt zijn: uitgeput door inspanning of warmte.
- Grinta: de drang om vooruit te gaan met een zekere verbetenheid.
- Harmonica spelen: lossen, aansluiten, weer lossen, aansluiten.
- Het bord van een ander leeg eten: rustig aan doen en profiteren van een ander voordat je zelf al je pijlen verschiet.
- Linkeballen: anderen het werk laten opknappen en zich vermoeien, om er dan aan het eind zelf vandoor te gaan.
- Sprint der stervende zwanen: een sprint tussen twee renners die allebei helemaal leeggereden zijn.
- Tussen je kader hangen: helemaal leeg zijn.
- Wegkletsen: demarreren.
- Zweetdief: profiteur van andermans kopwerk.